on
De ABU en NBBU hebben op 27 mei een principeakkoord bereikt met vakbond LBV over een ongewijzigde verlenging van de huidige Cao voor Uitzendkrachten, tot 1 oktober 2021. De huidige uitzend-cao loopt op 1 juni aanstaande af.
Jurriën Koops, directeur van de ABU zegt hierover: “Belangrijk dat LBV zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, waardoor ook na 1 juni de huidige cao van kracht blijft. Dat geeft voorlopig rust en duidelijkheid en de mogelijkheid om – als er een SER-akkoord over de arbeidsmarkt komt – de gevolgen hiervan mee te nemen.”
Het akkoord wordt op 31 mei voorgelegd aan de leden van de ABU. Op 27 mei stemmen de leden van de NBBU erover. Stemmen zij voor, dan worden de ABU- en de NBBU-cao direct verlengd zonder “cao-loze” periode.
Van een algemeenverbindendverklaring zal hoogst waarschijnlijk geen sprake zijn. Aanknopingspunt daarvoor is weliswaar het aantal leden onder de gebonden werkgevers en al hun personeel, maar de situatie is hier bijzonder, nu FNV en CNV niet hebben willen tekenen. Er zullen zonder meer bezwaren tegen avv worden ingediend. Daar komt bij dat de verlenging dermate kort is, dat er amper tijd is voor een avv (die ook geen terugwerkende kracht heeft). De niet-leden kunnen niet op vrijwillige basis de gehele verlengde cao toepassen. Daarvoor moeten zij lid zijn van de ABU of NBBU. Het fasensysteem zullen zij, bijvoorbeeld, niet kunnen hanteren. Dat betekent dat concurrentie op arbeidsvoorwaarden kan ontstaan tussen werkgevers die lid zijn van de ABU en de NBBU, en hen die dat niet zijn.
Ook aan werknemerskant is gebondenheid geen gegeven. De leden van LBV zijn direct gebonden, en wel vanaf de verlenging, mits zij in dienst zijn van een werkgever die is aangesloten bij de ABU of NBBU. Dat is echter een verwaarloosbaar kleine groep. De rest van de uitzendkrachten wordt in het algemeen gebonden door een incorporatiebeding (zoals gezegd: avv is onwaarschijnlijk). Belangrijk bezwaar is dat de al bestaande incorporatiebedingen niet per se zien op deze verlenging, omdat de grote bonden FNV en CNV niet hebben meegetekend. “Haviltexen” we het incorporatiebeding dan is maar de vraag of de werknemer zich evenzeer heeft willen binden aan een cao die met slechts de LBV zou worden gesloten. Het feit dat de verlenging geen wijzigingen meebrengt, is dan niet zaligmakend. Het rommelt immers in uitzendland, en FNV en CNV hebben niet voor niets niet willen tekenen.
Wat de verlenging wel teweegbrengt, is dat uitzendkrachten die na 1 juni in dienst treden van een werkgever die lid is van de ABU of NBBU onder de cao-verlenging kan vallen, inclusief afwijkingen van ¾-dwingend recht, zoals het fasensysteem. Het bezwaar dat hun incorporatiebeding (ervan uitgaande dat zij geen lid zijn van de LBV) “van kleur verschiet” geldt voor hen niet.